Het ziekenhuis neemt zowel bij jou als bij de ontvanger een buisje bloed af. Het bloed van de ontvanger wordt onderzocht op de meest bekende antistoffen, daarna wordt er een kruisproef gedaan. De kruisproef wordt vlak voor de operatie gedaan. Dan weet het ziekenhuis zeker dat de ontvanger je orgaan niet afstoot. Sommige ziekenhuizen doen ook al een kruisproef aan het begin van het onderzoekstraject. De kruisproef wordt dan 2 keer gedaan.
Bij de kruisproef kijkt het laboratorium of de ontvanger specifieke antistoffen tegen jouw orgaan heeft. Je bloed wordt dan samengebracht met het bloed van de ontvanger. Als de ontvanger antistoffen heeft dan ontstaat er een reactie, we noemen dat een positieve kruisproef. De kans dat het orgaan na de transplantatie wordt afgestoten is dan heel groot.
Weefseltypering
Soms zijn er meerdere mensen die een nier willen doneren aan een nierpatiënt. Als zij allemaal medisch geschikt zijn, kan in overleg met deze donoren worden besloten om verder te gaan met de donor van wie de weefselkenmerken het meest overeenkomen met die van de ontvanger. Daar kom je achter door een zogenoemde weefseltypering te doen.
Als directe donatie niet kan
Als uit het onderzoek blijkt dat direct doneren niet kan, zal het ziekenhuis eerst vragen of er nog andere mogelijke donoren zijn. Als één van hen wél direct kan doneren, heeft dat de voorkeur. Zijn er geen andere mogelijke donoren, dan bespreekt de specialist de andere mogelijkheden die er zijn om toch te doneren.