‘Lenn werd geboren met een vergroot hart dat niet goed pompte. Even leek het mee te vallen, maar al snel ging het mis. Vijf weken na zijn geboorte liep Lenn een virus op en vervolgens een oorontsteking. Elke keer kreeg zijn hartje het moeilijk. Een paar maanden later ging het helemaal mis en volgde een langdurige ziekenhuisopname. Op de IC kwam hij aan de beademing. In een week tijd is hij vier keer gereanimeerd. In gedachten namen we al afscheid van hem, maar kort daarna knapte hij op. Ongelofelijk. Vervolgens ging het schommelen, IC op en IC af. Als gezin, met onze dochter die nu vijf is, woonden we praktisch in het ziekenhuis.'
Angst voor wat komen ging
'Toen kwam de wachtlijst voor een donorhartje ter sprake. Maar zulke kleine hartjes komen zelden of nooit beschikbaar. Toch kwam plotseling dat telefoontje: er was een donorhartje. Mijn vriendin en ik waren niet direct euforisch, we voelden vooral angst voor wat komen ging. En we hadden verdriet, want ergens in Europa overleed een kindje. Dat was precies dat vreselijke waar wij zelf zo bang voor waren. En wij wisten niet of we Lenn levend terug zouden zien, dus we voelden dat verlies van die ouders heel sterk.'
Een echte peuter, maar wel kwetsbaar
'Gelukkig ging de operatie goed en herstelde Lenn snel. Momenteel stuitert hij door de kamer. Hij doet van alles wat niet mag, precies zoals hoort bij zijn leeftijd. Sinds de transplantatie staan we ieder jaar op de dag van het telefoontje stil bij het overleden kindje en branden we een kaarsje. De dag erna vieren we dat Lenn leeft. Daar zijn we zo enorm dankbaar voor. Het is een wonder. Lenn is een echte peuter, maar een doorsnee leven zit er niet in. Hij is bijvoorbeeld kwetsbaar voor infecties. Voor hem nog even geen ballenbak, en met corona is het extra oppassen. Tegelijkertijd willen we hem zo veel mogelijk kind laten zijn.’